3 essentiële onderdelen van ADM-beleid

Ruim 80% van de Nederlandse bevolking drinkt regelmatig alcohol, ruim 5% van de gehele bevolking gebruikt regelmatig drugs en nog eens 10% van de bevolking gebruikt benzodiazepines, medicijnen die van invloed zijn op het functioneren. Alcohol, drugs en medicijnen zijn daarmee een potentieel gevaar voor veiligheid, welzijn en gezondheid op de werkvloer. Het is dus verstandig om ADM-beleid op te stellen en te implementeren.

ADM-beleid
In het ADM-beleid is de voorlichting, handhaving en begeleiding m.b.t. het gebruik van alcohol, drugs en medicijnen beschreven. Dit beleid kan zelfstandig opgesteld worden of eventueel met behulp van een daartoe gespecialiseerde dienstverlener. Ook zijn er laagdrempelige online tools voorhanden die helpen een goed ADM-beleid op te stellen.

In een gezond en sociaal alcohol-, drugs- en medicijnbeleid is aandacht voor:

1. Voorlichting 
Als werkgever wil je niet dat je medewerkers onder invloed aan het werk zijn. Zorg daarom voor voldoende kennis, waardoor medewerkers zelf in staat zijn (toekomstige) problemen voor werknemer en bedrijf te voorkomen. Tegelijkertijd is het van belang dat je medewerkers problemen kunnen signaleren én bespreekbaar maken.

2. Handhaving
Toezicht en controle in samenhang met sancties vormen een tweede belangrijk onderdeel van een ADM-beleid. Toezicht en handhaving gaat veel verder dan alleen testen. Binnen een veilig werkklimaat kunnen signalen worden opgepakt en besproken met betrokkenen. Wanneer vervolgens sancties worden opgelegd is het van belang dat deze rechtvaardig zijn en in verhouding staan tot de overtreding. In het ADM-beleid kunnen sancties geformaliseerd worden, zodat ze voor iedereen gelijk zijn ongeacht persoon of functie. Een ‘tweede kans beleid’ hoort hier bij als onderdeel van de maatregelen. Medewerkers moeten kansen krijgen om hun gedrag te veranderen.

3. Behandeling
Een werkgever heeft zorgplicht. Via het ADM-beleid biedt de werkgever mogelijkheden om medewerkers met een probleem te ondersteunen gericht op het voorkomen van recidive. Positieve controles, signaleringen door leidinggevenden of bijv. de constatering van problematisch of riskant middelengebruik op basis van de uitkomsten van een PAGO/PMO* kunnen leiden tot een gesprek met de bedrijfsarts of de vertrouwenspersoon. Het initiatief kan uiteraard ook bij de werknemer zelf liggen. Belangrijk is dat de drempel zo laag mogelijk is. Zonodig kan het contact met de bedrijfsarts uitmonden in een op maat gesneden hulpverleningstraject door gespecialiseerde hulpverlening of in een enkel geval de bedrijfsarts zelf.

 

*PAGO/PMO (Periodiek ArbeidGezondheidskundig Onderzoek/ Preventief Medisch Onderzoek)